De route naar het hoger beroep

Op 12 december 2024 ging in Den Haag het hoger beroep van start van de Staat tegen de stichting RBV. Die dag draaide het helaas nog niet om de inhoudelijke behandeling van de rechtszaak, maar om verzoeken van de Staat en de luchtvaartmaatschappijen, Schiphol en IATA.

Dit waren de verzoeken aan het hof

Ingediend op 10 september en behandeld op 12 december 2024:

  1. Het verzoek van de Staat om de uitvoering van het vonnis van 20 maart 2024 te mogen uitstellen tot de uitspraak in het hoger beroep.
  2. De verzoeken van de luchtvaartmaatschappijen, Schiphol en IATA om ook mee te mogen te doen in het hoger beroep.

RBV heeft op al deze verzoeken gereageerd, allereerst met schriftelijke memories en vervolgens op de zitting met mondelinge pleidooien zgn pleitaantekeningen te vinden onder de kolom bodemprocedure hoger beroep op onze website.

Dit waren de uitspraken van het hof, uitgesproken op 25 februari 2025
  • Verzoek van de Staat is afgewezen

Het hof was daar duidelijk over: Het uitstel wordt de Staat niet verleend. Dat betekent dat de Staat dus op 20 maart 2025 invulling moet hebben gegeven aan het vonnis dat de rechter op 20 maart 2024 uitsprak: Binnen 12 maanden stoppen met voortrekken van de luchtvaart, stoppen met gedogen en stoppen met de hinder verschuiven van de ene naar de andere baan (het waterbed fenomeen).
Niets wijst erop dat de Staat dat voor elkaar wil of gaat krijgen. En omdat er (nu nog) geen dwangsom kan worden geïncasseerd als de Staat het vonnis niet uitvoert, kan RBV de Staat niet dwingen als er op 21 maart 2025 niets is gebeurd (lees hiervoor ook de tekst in het groene kader hieronder).

Het hof laat met zijn uitspraak ook zien dat hij het vonnis van de rechtbank in onze mensenrechtenzaak ongemoeid laat. De Staat heeft dus een keiharde uitspraak op zijn bord liggen tot het hoger beroep. En de conclusie dat weigering van het uitvoeren van het vonnis, de Staat een schending oplevert van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens.

  • Verzoeken van de luchtvaartmaatschappijen, Schiphol en IATA zijn toegewezen, maar onder strenge voorwaarden

Op het verzoek van deelname aan het hoger beroep van de luchtvaartmaatschappijen, Schiphol en IATA oordeelde het hof als volgt: “Ja, u mag meedoen, onder de voorwaarde dat uw deelname de rechtszaak tussen de Staat en RBV niet onnodig vertraagd”.

  • RBV best tevreden over het hof 

Het hof is geen duimbreed geweken voor de poging van de Staat om het vonnis af te zwakken. Daarnaast heeft het hof de luchtvaartmaatschappijen, Schiphol en IATA, uitdrukkelijk gewaarschuwd om zich te gedragen en vooral geen tijd te rekken.

De advocaten van RBV kunnen zich nu weer volop toeleggen op de inhoudelijke behandeling van onze zaak in het hoger beroep. De voortgang is door het meedoen van de luchtvaartmaatschappijen en Schiphol wel vertraagd, maar aan de inhoud van onze zaak verandert niets: die is en blijft ijzersterk.